2. Jezus' Messiaanse Intocht in JeruzalemMt 21,1-11,14-16Toen zij Jeruzalem naderden, en teBétfage bij de Olijfberg warengekomen, zond Jezus tweeleerlingen vooruit, 2. en zei tot hen:Gaat naar het dorp, dat tegenover uligt; terstond zult gij er een ezelinvinden, die is vastgebonden, met eenveulen erbij; maakt ze los en brengtze Mij. 3. Zo iemand u eenbemerking maakt, zegt hem dan: DeHeer heeft ze nodig. En dadelijk zalhij ze laten gaan. 4. Dit allesgeschiedde, opdat vervuld zouworden, wat door de profeet wasvoorspeld: 5. "Zegt tot de dochtervan Sion: Zie, uw Koning komt naaru toe, Zachtmoedig, op een ezelgezeten, op een veulen, het jong vaneen lastdier." 6. De leerlingen gingenheen, en deden wat Jezus hunbevolen had. 7. Ze brachten deezelin met het veulen mee, legden erhun mantels op, en Hij zette Zichdaarop neer. 8. Nu spreidde hettalrijke volk zijn mantels uit over deweg; anderen sneden takken van debomen, en strooiden ze op de weg. 9.En de scharen, die voorop gingen envolgden, riepen uit: Hosanna deZoon van David; Gezegend die komtin de naam des Heren; Hosanna inde hoge! 10. En toen Hij Jeruzalemwas binnengereden, kwam de helestad in beroering, en men zei: Wie isdat? 11. De scharen antwoordden:Dat is Jezus, de profeet van Názaretin Galilea. 14 En er kwamen blindenen kreupelen in de tempel naar Hemtoe, en Hij genas ze. 15. Toen deopperpriesters en schriftgeleerden dewonderen zagen die Hij verrichtte,en de knapen die in de tempelriepen: "Hosanna de Zoon vanDavid", werden ze verontwaardigd.16. Ze zeiden tot Hem: Hoort Gijniet, wat ze roepen? Jezusantwoordde hun: Zeker; hebt gijnooit gelezen: "Uit de mond vankind en zuigeling stemt Gij U eenloflied aan?"Mk 11,1-11Toen zij Jeruzalemnaderden, bij Bétfage enBetánië op de Olijfberg,zond Hij twee van zijnleerlingen vooruit, 2. en zeitot hen: Gaat naar het dorp,dat tegenover u ligt. Zodrage daar binnenkomt, zultge er een veulen vindenvastgebonden, waarop noggeen mens heeft gezeten;maakt het los, en brengt hethier. 3. Zo ie...
32
0