Heilig Jaar (Lv 25) (Jota)
Heilig Jaar (Lv 25) (Jota)Bijbelse oorsprong: De idee van kwijtschelding van de schuldenlast vindt haar oorsprong in de wetgeving om-trent het jubeljaar, Lv 25. In deze ongeveer 2500 jaar oude tekst wordt gesteld dat men na verloop van 50 jaarslaven in vrijheid moet stellen en openstaande schulden dient kwijt te schelden. De wetgeving omtrent het ju-beljaar is destijds niet plotseling uit de lucht komen vallen. Ze is het resultaat van een lange ontwikkeling in hetmaatschappelijke bestel van het oude Israël. Oorspronkelijk was er immers geen slavernij in Israël. Iedere fami-lie had haar eigen perceel grond dat onder geen enkele voorwaarde van eigenaar mocht wisselen.Pas vanaf de 8e eeuw BC kreeg men onder invloed van maatschappelijke veranderingen te maken met groot-grondbezitters. Dit bracht met zich mee dat kleine boeren hun schulden, met daaraan gekoppeld torenhoge ren-tes, vaak niet konden terugbetalen aan de schuldeisers. De schuldenaars werden vaak, nadat ze eerst hun haveen goed hadden verpand, tezamen met hun hele familie als slaven verkocht.Profetisch protest: onder invloed van het protest van profeten (Amos) kwamen verschillende hervormingsbe-wegingen op gang die de verpauperde en in slavernij geraakte boeren in hun rechten wilden herstellen. Ze heb-ben hun neerslag gevonden in de wetgeving van meerdere verzamelingen wetten die elkaar aanvulden en bij-stelden.Een eerste belangrijke stap voorwaarts treffen we aan in het 'Verbondsboek' (Ex 20,19-23,33). Daarin wordtzonder omwegen gesteld dat het verboden is rente te heffen van arme volksgenoten (22,24). Bovendien krijgthet oude boerengebruik om elke 7 jaar de akkers braak te laten liggen ten einde de grond niet geheel uit te put-ten, het 'sabbatjaar', een caritatieve betekenis: over de vruchten die tijdens het 7e jaar in het wild op de akkersgroeien kunnen de behoeftigen vrij beschikken (23,10v). Ook wordt de duur van de slavernij, hoewel deze zelfniet ter discussie staat, tot maximaal 6 jaar beperkt (21,1-6)...
1
0