PASSIE VAN DE HEER: I. De ZALVING TE BETHANIE (Mt 26,6-13; Mc 14,3-9; Jo 12,1-8)Mt 26:1. Nadat Jesus al deze toespraken geëindigd had, zei Hij tot Zijn leerlingen: 2. ‘Gij weet, dat het overtwee dagen Pasen is; dan wordt de Mensenzoon overgeleverd, om gekruisigd te worden’. 3. Toen vergaderdende opperpriesters en de oudsten van het volk in het paleis van de hogepriester, die Káifas heette. 4. Ze beraad-slaagden, om Jezus met list gevangen te nemen en Hem te doden. 5. Maar ze zeiden: ‘Niet op het feest; ermocht eens oproer komen onder het volk’.Mc 14:1. Twee dagen later was het Pasen, en het feest van de ongedesemde broden. En de opperpriesters enschriftgeleerden zochten naar een middel, om Hem met list gevangen te nemen, en te doden. 2. Ze zeiden: ‘Nietop het feest; er mocht eens oproer komen onder het volk’.Jn 11:45. Velen van de joden, die naar Maria waren gekomen, en gezien hadden, wat Jezus gedaan had, geloof-den daarom in Hem. 46. Maar sommigen van hen liepen naar de farizeeën, en deelden hun mee, wat Jezus ge-daan had. 47. Toen riepen de opperpriesters en farizeeën de Hoge Raad bijeen. Ze zeiden: Wat doen we? Wantdie man doet veel wonderen. 48. Als we Hem zó laten begaan, zullen ze allemaal in Hem geloven; dan zullende Romeinen komen, en ons land en volk verdelgen. 49. Maar één van hun, Káifas, die dat jaar de hogepriesterwas, sprak tot hen: ‘Weet gij geen uitkomst? 50. Beseft gij dan niet, dat het goed voor u is, dat één mens sterftvoor het heil van het volk, en niet het hele volk te gronde gaat?’ 51. Dit zei hij niet uit zichzelf. Maar als hoge-priester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het heil van het volk; 52. en niet voor het volkalleen, maar ook om de verstrooide kinderen Gods bijeen te brengen. 53. Van die dag af waren ze besloten,Hem te doden. 54. Daarom trad Jezus niet meer in het openbaar onder de joden op, maar trok Hij Zich terug ineen streek nabij de woestijn, in een stad, Efrem genaamd; en daar bleef Hij met Zijn leerlinge...
27
0