DEEL III. HET UITVERKOREN VOLK1. HET JOODSE MENSENTYPENa onze trektocht door het Heilig Land verlaten we de aardrijkskunde en bestuderen we dePalestijnse mens en zijn levenswijze. Wij beginnen bij het individu om hem dan in steeds wijder socialekringen te beschouwen: de familie, het dorp en het leven van de natie. Reeds ten tijde van Christusbestond geen zuiver joods ras meer, een algemeen geldende beschrijving is dus onmogelijk, maar menkan enkele kenmerken geven. Beschrijvingen uit oude tijden laten toe enkele inlichtingen te geven overhun uiterlijk, de kleding, het gestel en het karakter.1. UiterlijkVan gestalte was de jood niet groot (gemiddeld 1,65 m). Hij voelde zichzelf klein in vergelijkingmet de mensen der buurlanden. Meestal waren ze slank en daar waren ze fier op. Thamar, 'palm' waseen wensnaam voor de vrouwen, die goed rechtop moesten kunnen gaan om water te dragen. Dehuidskleur was wit, maar de mannen, omwille van het buitenleven, hadden een bronskleur. Het gelaatwas breed met een hoog voorhoofd. De gekromde neus kwam veel voor, maar met bescheidenafmetingen.Men besteedde veel zorg aan het kapsel. Zonder te doen zoals Absalom, die zich eens per jaar lietknippen hielden de mannen ervan lange haren te dragen (2 Sam.14,26), een gewoonte die "voor de maneen schande is" (1 Kor.11,14). Flavius Josefus vertelt dat verdorven jongelieden er goudpoeder opstrooiden om op te vallen en dat ijdele oude mannen, zoals Herodes, hun haar verfden. Het hoofdhaar,donkerbruin of zwart, werd opgerold onder het hoofddeksel. Bij een plechtige maaltijd was hetgewoonte dat de gastheer of een slavin reukolie op het hoofd van de eregast goot (Mt.26,7). Het in dewar brengen en het scheren of uittrekken der haren waren tekens van droefheid (Job 1,20) en rouw ofvan genezing van melaatsheid (Lev.13,33). Bij de haarverzorging gebruikte men gouden, ivoren ofhouten kammen. Sinds het verblijf in Egypte kende men de spiegel van gepolijst metaal met een steel(Ex.38,8; Job 37,18).Het haar van...
51
0