DEEL 5. DE BRONNEN VOOR HET LEVEN VAN JEZUSI. NIET-EVANGELISCHE BRONNEN1. De niet-christelijke bronnenEr zijn er maar weinig, en dat is niet verwonderlijk: een zuiver geestelijke beweging blijft in hetbegin van zijn bestaan (d.i. de periode van de stichter) onopgemerkt voor de wereld. Het zal slechtsvermeld worden door de historici vanaf het ogenblik dat het zijn invloed op het publieke leven begint uitte oefenen. Bovendien was het ontstaan van een nieuwe godsdienst in het Romeins keizerrijk geenbuitengewone gebeurtenis. De klassieke geschiedschrijvers met hun interesse geconcentreerd op hetkeizerrijk geven slechts weinig belang voor een Galileese jood, terechtgesteld door de Romeinselandvoogd op vraag van zijn eigen volk. De evangelies waren voorbehouden aan de aanhangers. Indieniets buiten het domein van de politiek en de militaire daden van het keizerrijk vielen, beschouwden dehistorici dat als oninteressant. De twisten tussen de joodse secten vielen buiten het domein van huninteresse. De gekruisigde Christus was een schande voor de joden en een dwaasheid voor de heidenen (1Kor.1,23). Men vindt geen woord bij de wijsgeer Filo van Alexandrië (20 v.- 45 n.C.), noch bij Photius,de kroniekschrijver der joodse koningen van Mozes tot Agrippa (+ 100 n.C.).a) Het officiële jodendom: Sommige verhalen over Jezus waren in omloop. Indien men verlangt teweten in welke geest ze waren opgesteld: cfr. Mt.28,15 en de klachten der christelijke schrijvers over delaster der joden. Na het jaar 70 waren de farizeeën de enige overgebleven vertegenwoordigers van hetreligieuse leven. De farizeese leraars, die de overleveringen en mondelinge beslissingen der grotemeesters verzamelden, worden Tannaïeten genoemd. Het resultaat van hun werk is de misjna (± 200).Over Jezus vindt men er niets. In de 4e en 5e eeuw stelden de Amoreeën de commentaar op de misjnaop: de talmoed (5e en 6e eeuw met nog ouder materiaal). Bovendien had men nog mondelingeoverleveringen: de midrasjim (met materiaal uit h...
69
1