Grün Anselm: Vasten voor de Heer met een stil en ontvankelijk hartMonastieke cahiers, Bonheiden, Abdij Bethlehem, 1985, 143p1. Het vasten in de jonge kerkDe Kerk heeft het vasten niet uitgevonden, maar de praktijk overgenomen uit het jodendom en uit deopvattingen die leefden in de Grieks-Romeinse wereld, en heeft dit alles verder ontwikkeld. Het jodendomkende slechts één voor ieder verplichte vastendag: de Verzoendag. Doch het gold als teken van godsvrucht 2maal per week te vasten, op maandag en donderdag. Zo deed het ook de farizeeër (Lc 18,12). In bijzonderegevallen of in tijden van nood werden openbare vastendagen afgekondigd om Gods hulp af te smeken. Dejoden zagen het vasten als een smeekbede tot God, als teken dat zij het ernstig meenden met hun gebed, en ookals verzoening en boete. In het vasten bekennen ze voor God dat ze zondaars zijn en bidden om vergeving enhulp. Voor de joden horen beide aspecten samen, daar een nood voor hen steeds een teken is van hunongehoorzaamheid tegenover God. In het vasten willen zij terugkeren tot God.De Kerk neemt de oefening over van 2 maal per week te vasten. Ze neemt echter bewust afstand van hetjodendom doordat ze, ter herinnering aan Christus' gevangenneming en kruisiging, de woensdag en vrijdag alsvastendagen uitroept. In het Oosten en in Spanje vastte men ook op maandag, in het Westen vaak op zaterdagals voorbereiding op zondag. Naast het minder strenge wekenlange vasten, werd er reeds zeer vroeg gevast alsvoorbereiding op Pasen, aanvankelijk slechts 1 of 3 dagen, later de ganse Goede Week en vanaf het einde vande 3e eeuw, 40 dagen lang. Terwijl men echter een volledige onthouding van spijzen verlangde op de 2 dagenvoor Pasen, vastte men op woensdag en vrijdag en in de vastentijd ofwel tot het 9e uur (15 h) of, zoalsBenedictus het in zijn Regel voorschrijft, tot 's avonds. De monniken verscherpten voor zichzelf devastenpraktijk van de Kerk. Velen aten slechts om de 2 dagen, anderen vastten, vooral gedurende de vastentijd...
104
0